donderdag 9 mei 2013

mentor zijn

Maandag beginnen de examens van mijn mentorleerlingen. Mijn vakantie zit er bijna op. En was ik aan het begin van de vakantie vooral aan het schrijven met de leerlingen in mijn hoofd, nu de examens bijna beginnen, begin ik ook schrijvend ernaar toe te leven. Ik was vandaag druk in de weer met allemaal lieve dingen voor hen en dan komen de herinneringen vanzelf boven. Een leerlingverhaaltje dus vandaag. Een klein beetje aangedikt, dat wel ;-) Schrijversvrijheid hè...

'...Anne keek de jongen tegenover haar doordringend aan.
‘Wat is nou je plan?’
De jongen zei niets.
‘Als je zo doorgaat, mag je niet over aan het einde van het jaar.’
De jongen keek haar terug aan, maar zei nog steeds niets.  Anne zei ook niets. Ze ging intussen haar papieren ordenen. Er lag niet echt iets tussen waar ze mee aan de slag wilde, maar zoals altijd lag er genoeg op haar bureau om te ordenen, zodat het leek alsof ze het buiten dit gesprek om heel druk had. Het maakte op hem geen indruk. Hij bleef haar aankijken. Anne zuchtte.
‘Wil je nou je vwo-diploma halen of niet?’ Hij haalde zijn schouders op.
‘Wat wil je nou dat ik nog doe om je aan het werk te krijgen?’
‘Ik hoef niet aan het werk.’
Anne keek naar het computerscherm naast haar dat zijn cijferlijst liet zien. Er stonden welgeteld twee voldoendes op.
‘Nee hoor.’ Een goede docent gebruikt geen sarcasme, zegt de inspectie. Ze keek weer naar haar zwijgende project en genoot. Dit gesprek was begonnen als een inventariserend gesprek, maar ze voelde dat ze hem gelijk door moest duwen naar de volgende tree. Deze jongen ging vandaag weg met de belofte dat hij het helemaal anders zou gaan doen.
‘Maar volgens mij weet je helemaal niet hoe dat moet. Heb je wel eens gewerkt voor iets dat je heel erg graag wilde?’
‘Natuurlijk,’ schamperde hij, ineens een beetje verontwaardigd. Meer emotie dan dat had Anne tot dan toe nog niet gezien. Hij was een vrij makkelijke jongen in de klas. Hij durfde alles te zeggen, maar zei ook vaak niks. Docenten dreef hij weleens tot waanzin, maar in de hyenaroedel deed hij het prima. Hij was sterk.
‘Waarom deed je dat?’
‘Omdat ik het wilde.’
Anne knikte. ‘Dus je wil je vwo-diploma niet halen?’
 ‘Jawel.’
’Wat zeg je?’
De jongen zweeg weer. Keek nu toch echt het raam uit. Anne ging weer papier ordenen. Had nu zelfs voldoende tijd om zo nu en dan wat zinnen op de papieren te lezen. Omdat ze geen systeem kende om op te ruimen, had ze zichzelf noodgedwongen geoefend in het snellezen. Ze zag direct waar een papier over ging en had met een paar seconden door wat ze met dit papier nog moest. Daarnaast scheelde het veel tijd met nakijken.
‘Mag ik weg?’
 Anne keek hem aan. ‘Nee. Wat zei je net?’
‘Ik zei ‘ja’ toen je vroeg of ik vwo wilde blijven doen.’
‘Wat zei je?’
‘Dat ik vwo wilde blijven doen.’
‘Dat klinkt alsof er niets gaat veranderen.’
Hij zuchtte. ‘Ik ga ervoor werken.’
‘Voor wat?’
‘Voor mn diploma.’
‘Welk diploma?’
‘Vermóeiend.’
Anne keek weer demonstratief naar de vellen papier. Aan snellezen kwam ze niet toe.
‘Ja, eh wat wil je horen dan?’
‘Ja, mevrouw, ik ga er alles aan doen om mijn vwo-diploma te halen.’
‘Ja.’
‘Ja, wat?’
‘Ik ga dat doen.’
‘Wat is er nou zo moeilijk?’
‘Ik zeg dat soort dingen niet.’
‘Waarom niet?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Gewoon.’
‘Is het ongebruikelijk dat je ergens voor gaat? Is het ongebruikelijk dat je dat uitspreekt? Is het ongebruikelijk dat iemand je aan een belofte houdt?’
Hij haalde opnieuw zijn schouders op. ‘Dat zal het wel zijn ja. Maar ik snap heus wel wat je bedoelt. Ik ga het echt proberen.’
‘Fijn.’
‘Mag ik dan nu gaan?’
‘Nee.’
Een diepe zucht.
‘Ik heb het je nog altijd niet horen zeggen.’
‘Dat ga ik ook niet doen.’
‘Dan zit je hier nog wel even. Koffie? Thee?’
Hij schudde zijn hoofd en pakte zijn boek. Hij hield een stiftje vast. Het was zeker de bedoeling dat zij dacht dat hij aantekeningen ging maken in zijn boek, terwijl hij las. Het zou de eerste zijn die dat uit zichzelf deed. Ze bekeek hem aandachtig. Nog steeds was ze overtuigd van het feit dat hij het ging zeggen. Hij had zijn laatste bod gedaan, nu was zij weer aan zet.
‘Zal ik je moeder bellen?’
‘Hoezo?’ Hij keek niet eens op.
‘Dan kan ze misschien hierheen komen.’
 Z’n gezicht vervormde, hij vond het een belachelijk idee. Hij keek nog altijd niet op.
‘Misschien is het dan makkelijker om dit soort dingen te zeggen.’
‘Dat denk ik niet,’ lachte hij. ‘Zij zeurt alleen maar aan m’n kop. ‘Heb je geen huiswerk?’ ‘Ga eens huiswerk maken, ga eens leren, ga de vaatwasser inruimen.’’
Anne lachte nu ook. ‘Regelt ze alles thuis?’
De jongen dacht even na. ‘Ja. Denk ik wel ja.’
‘Makkelijk voor je.’
Hij keek haar aan. ‘Dat gezeik, da’s echt niet makkelijk hoor.’ Weer lachend en een ongelovig gezicht.
‘Dan hoef je nooit zelf na te denken wanneer iets moet.’
Hij haalde zijn schouders weer op. ‘Misschien.’ Hij keek weer in zijn boek.
Toen keek hij op. ‘Waarom doe je nou zo moeilijk?’
‘Waarom vraag je me dat nu pas?’
Weer een ongelovig gezicht. ‘Luister. Ik ben echt van plan mijn vwo-diploma te halen.’
‘Hoe dan?’
‘Door te gaan plannen en door op te letten en te werken.’
‘En wanneer mag ik je controleren of je dat hebt gedaan?’
‘Over een maand.’
‘En als het niet gelukt is?’
‘Dan ga ik m’n  havo halen. Ergens anders.’
Ze stak haar hand uit. ‘Deal.’
Hij twijfelde even. ‘Niet de hele tijd aan m’n kop zeuren hè?’
‘Pas over een maand.’ Nog steeds hield ze haar hand in de lucht.
Hij knikte. ‘Goed.’ Pakte haar hand vast...'

woensdag 8 mei 2013

goed en slecht

Een personage is nooit alleen maar één van de twee. Maar er blijft natuurlijk wel een soort typering. En hoe kan je dan van een slecht personage toch een realistische beschrijving geven.

Een heel lastige scene, waarin de moeder van de jongens moet worden geintroduceerd. Essentieel voor het verhaal, maar wel moeilijk, omdat ze 'slecht' is in het verhaal, maar ik wel een gewoon mens ervan wilde maken. Ik heb gekozen voor een heel ingewikkelde opzet, maar voor mijn gevoel werkt dit wel versterkend. Ik zou graag horen wat jullie ervan vinden. Als je liever geen bericht achterlaat, mag je me natuurlijk altijd mailen...

'...Anne was verbaasd geweest dat de moeder van Tom en Bas haar had gevonden. Ze was op zoek naar iemand die de zorg voor haar jongens op zich kon nemen, als zij moest werken. Bas had gevraagd om Anne. En dat was bijzonder, vertrouwde ze haar toe. Nog steeds was het vreemd dat ze Anne had kunnen vinden. Bas had indruk gemaakt op haar, maar ze hadden niet bepaald contactgegevens uitgewisseld. Ze had het gevraagd, hoe het gelukt was haar te traceren, maar ze had er geen antwoord op gekregen. En Bas had haar aandacht getrokken. Ze was benieuwd naar zijn broer. Die blijkbaar nog leefde.
Nog voor Anne had gezegd dat ze het graag zou willen doen, kreeg ze voor haar eventuele diensten als oppas een exorbitant hoog bedrag geboden. Ze verbaasde zich over het gemak waarmee dit bedrag werd uitgedeeld aan een simpele oppas, kreeg wantrouwen over het takenpakket wat haar te wachten stond en had weer een bijzondere insteek van de relatie tussen een moeder en haar kinderen om over te schrijven in haar column. Haar interesse was gewekt. Nee, dat had Bas al voor elkaar gekregen in het ziekenhuis. Haar interesse was aangewakkerd.

Op een bankje, middenin de stad, op de grens van het centrum en het kantorenterrein, wachtte Camilla op een cliënt. Ze had een beker koffie gehaald bij een tentje voor meeneemkoffie en bekeek vanachter haar zonnebril de voorbijrennende mensen. Iedereen had haast. Zo vlak na de lunch bedacht iedereen dat er nog een hoop moest gebeuren. Deadlines. Opdrachten. Camilla wachtte. Ze rende niet. Nu niet. Maar ze was wel gewend te rennen. Stijlvol, zo hard als haar pumps toelieten. Maar rennen hoorde erbij. Je kon het als vrouw niet laten bij afwachten, je moest laten zien wat je in huis had. En ze had een hoop in huis. Daarnaast had ze er bijzonder veel voor over om indruk te maken. Op mensen. De mensen. De maatschappij. ‘Kijk haar dan.’ ‘Zo zou ik willen zijn.’ Dat wilde ze de voorbijlopende mensen horen denken.
Camilla had dat altijd gehad. Streven naar het hoogsthaalbare. Wat denken andere mensen als ze je zo zouden zien? Zouden ze onder de indruk zijn? Natuurlijk zouden ze onder de indruk zijn. Ze waren niet half zoveel waard als zij. Ze had het vanaf dat ze een klein meisje was in haar gehad. De beste zijn. Niet perfect, maar de beste. Het was veranderd toen ze zwanger raakte. Ze was niet meer de beste. Ze moest alles uit de kast halen om te bewijzen dat ze echt nog goed was. Maar de beste was onhaalbaar geworden. Het was alleen maar erger geworden. Kon ze vroeger nog wel eens haar schouders ophalen als het haar een keer niet was gelukt te excelleren, sinds ze elf jaar geleden het leven schonk aan een tweeling, kon ze nooit meer falen. En ze faalde voortdurend. Ze had het Barend nooit vergeven, dat hij de baby’s wilde houden. Het was niet het juiste moment geweest. Zij was nog maar eenentwintig. Barend weliswaar achtentwintig, maar hij studeerde nog. Er was geen enkele reden om aan kinderen te beginnen behalve het feit dat zoiets ook per ongeluk kon.

Toen Anne die middag de sleutel in het slot van de voordeur stak en omdraaide, merkte ze dat de deur niet op slot zat. Even stond ze stil voor de deur en staarde naar het donkerblauwe tapijt. Toen duwde ze hem toch open en keek voorzichtig de keuken in. Bas zat aan tafel.
“Wat doe jij nou hier?” Ze knuffelde hem lang.
“Ik lees.”
“Dat zie ik,” lachte Anne, “Maar het is nog maar drie uur. Normaal gesproken zit je dan op school.”
Bas knikte.
“Ben je ziek?”
Bas keek haar aan. Een tijdje. Anne stond zijn antwoord af te wachten, terwijl ze wat spullen uit haar tas pakte. Haar laptop. Een pak bakmeel, eieren. Een boek voor Bas, geleend van één van haar collega’s… Toen het stil bleef aan de kant van Bas, keek ze op.
“Hallo?”
“Hallo,” antwoordde Bas.
“Ben je ziek?”
“Nee,” antwoordde hij nu.
“Waarom ben je dan thuis, Bas?” Ze ging achter hem staan en kneep hem in zijn nek.
Hij hield zijn hoofd schuin, ter bescherming. “Als Tom niet naar school hoeft, dan hoef ik toch ook niet?”
“Waar is Tom?”
“In bed.” Weer eens begreep Bas niet waar Annes vragen vandaan kwamen.
“Anne?” vroeg hij, terwijl ze al naar Toms kwamer liep.
“Zometeen, Bas.”

Graag had ze de twee, het was ook nog een tweeling, het was ongelooflijk hoe het lot haar dwarszat, meteen weg laten halen, maar Barend wilde daarvoor bedenktijd. Ze was verliefd op hem, ja dat wel en ze had hem die bedenktijd gegeven. Met het idee in het achterhoofd dat hij later misschien meer vrede zou hebben met de beslissing ze weg te laten halen. Die beslissing stond wat haar betreft al vast.
Barend was na die bedenktijd ervan overtuigd geweest dat ze ze moest houden, wat Camilla van het begin af al bespottelijk had gevonden. Ze kon nauwelijks voor zichzelf zorgen, evenals Barend trouwens, die ze vaker high tegenkwam dan volkomen nuchter. Laat staan dat ze voor één, twee of hoeveel baby’s dan ook konden zorgen. Het sloeg nergens op.

Tom keek op, toen Anne de deur van zijn kamer opendeed. Hij duwde zichzelf omhoog tegen de kussens.
“Tom.”
Hij keek haar aan.
Ze ging naast hem zitten. Knuffelde ook hem lang. Maar hij knuffelde niet terug.
“Wat is er aan de hand?”
Tom haalde schokkerig zijn schouders op.
“Niks.”
“Waarom ben je niet op school?”
“Omdat dat niet ging.”
“Wat ging niet?”
“Ik kon niet in m’n stoel komen.”
“Waarom niet? Kreeg je geen hulp?”
“Die was er niet. Vanochtend.”
“Waar was ze dan?”
“Weetikveel. Niet hier.”
“Heb je gebeld?”
“Ja. Mama had haar afgebeld.”
Anne keek hem even aan. “Waarom?”
Tom zuchtte. “Geen idee.”
“Heb je mama gebeld?”
“Nee.”

Barend had haar op alle mogelijke manieren geprobeerd te vermurwen. Hij zou voor de jongens zorgen. Hij zou alle verantwoordelijkheid nemen. Hij zou stoppen met zijn studie en zijn bedrijf, dat hij intussen had opgestart alle ruimte gaan geven. Dat zou goed gaan verdienen. Hij zou een huis kopen voor hen samen. Nee voor het gezinnetje, zij met z’n vieren. En als laatste redmiddel: Hij zou haar verlaten en haar het beginnen van een werkend leven onmogelijk maken.
En dat was het enige waardoor ze overstag ging. Het was trouwens ook het enige wat hij waar kon maken. De enige belofte waar hij zich aan gehouden zou hebben. En ze had hem, of vooral zijn naam nou net nodig. De naam van haar ouders had weinig uitwerking als ze hem op de sociëteit uitsprak en ze wist dat het haar alleen maar moeite zou kosten tussen haar jaargenoten aan een baan te komen als ze niet met wat connecties van Barend op de proppen zou komen. Als Barend het om zou draaien, werkten al die zogenaamde connecties haar juist tegen en kon ze eigenlijk net zo goed stoppen met studeren.
Het deed haar besluiten de tweeling te houden, vastbesloten Barend aan die andere beloftes van hem te houden. Dat was natuurlijk niet gelukt. Ja, hij was gestopt met zijn studie, ja en hij had ook alles in zijn bedrijf gestopt. Zijn geld, zijn tijd, zijn energie en papa’s geld er nog bij. Maar dat maakte wel dat hij op elk ander terrein jammerlijk faalde. Daarnaast leverde het bedrijf dat hij had helemaal niet het geld op dat hij haar voorgehouden had.
Camilla had vier jaar lang gestudeerd tussen de luiers. Dubbel zoveel luiers. Op een zolder in een studentenhuis. Want er kwam geen huis. Wel kwam Barend om de zoveel tijd langs. Om zijn roes uit te slapen, niet om te helpen. Toen hij uiteindelijk een flatje gevonden had, trokken ze daar met z’n vieren in. Het was Camilla om het even. Ze wist vanaf het moment dat het te laat was voor een abortus dat het de verkeerde keuze was geweest.

Anne keek voor zich uit. Naast Tom, die ook voor zich uitkeek, tot veel meer dan dat was hij ook niet in staat.
“Waar is je telefoon?”
Tom reikte voorzichtig en langzaam naar zijn nachtkastje. Anne pakte zelf de telefoon. Zette haar eigen nummer onder een snelkeuzetoets. Ze stond op, gaf hem een kus op zijn voorhoofd en trok hem met één beweging in zijn stoel.
“Zit je goed?”
Tom knikte stuurs. Ze kon zich niet aan de indruk onttrekken dat het Tom best gelukt zou zijn als hij het harder had geprobeerd. Maar ze gaf hem gelijk. Dan had hij haar aandacht niet gehad.

Elke dag, en elke dag erger werd Camilla bepaald bij de gevolgen van haar beslissing toen. De jongens werden ouder en voedden zichzelf niet op.  Hoewel ze in uiterlijk erg op elkaar leken, waren ze wat betreft hun gedrag totaal verschillend. Bas leek op Barend, Tom leek op haar. Tom was nieuwsgierig en leergierig en sportief en ambitieus. En net Tom werd ziek. Eerst op zijn achtste. Toen ze eindelijk in dat huis woonde, dat Barend haar beloofd had. Groot. Duur. Eindelijk waren ze bijna bezig aan een acceptabel leven. De jongens zorgden voor zichzelf, ze had eindelijk de baan die ze wilde hebben en ze werden niet meer aangekeken op hun armoedige bestaan. Maar Tom ving weer net dat virus op. Dagenlang wilde ze dat hij bleef leven. Maar ze had niet gedacht aan hoe. En het lot ging dus verder. Niet dood, maar ook niet meer hetzelfde. Tom kon niet meer lopen. Doktoren dachten dat hij met fysio nog wel een eind zou komen. En dat het onmogelijk was dat hij het virus nog een keer in zijn ruggenmerg zou krijgen. Doktoren waren ontzettend verbaasd toen het op zijn elfde weer gebeurde. Toen wist Camilla ook wel dat ze de oude Tom niet meer terugkreeg. Het werd nooit meer hetzelfde. Gelukkig kon ze Anne zover krijgen de zorg op zich te nemen. Ze kon niet lang in de buurt van haar zoon zijn. Barend ook niet, maar die kon dat nooit. Anne was goed voor de jongens. Ah, daar kwam haar cliënt. Terwijl ze opstond om de man een hand te geven, gooide ze haar koffiebeker in de vuilnisbak. Even bekeek ze haar telefoon die trilde. Ze drukte Anne weg.

Anne legde haar telefoon weer op tafel en staarde zwijgend naar het doosje eieren.
“Anne?”
“Ja Bas. Wat wilde jij nou vragen net?”
“Wat doe jij eigenlijk hier, als wij nog niet thuis zijn?”...'


dinsdag 7 mei 2013

de reizigers

Vandaag een dagje in Amsterdam geweest. Eigenlijk een prachtige stad om te wonen. Dat gevoel kan ook worden toegeschreven aan de zon, maar de stad bruist gewoon altijd als ik er ben. Er zijn zoveel mensen bezig met zoveel verschillende dingen. Dat deed me denken aan een scene die ik een paar maanden geleden opschreef. Daan en Anne, in Amsterdam. Met haar broertje Maarten...


'...Het duurde even voor ze het huis gevonden hadden en het was opgehouden met zachtjes regenen. Anne dacht heel even aan haar net steill geföhnde pony, maar wist zelf ook wel dat dit niet het moment was om daarover te beginnen. En bovendien: zelfs als ze daarbinnen iemand aantrof die perfect was  en ze de stijl geföhnde pony nog had, dan hadden Daan en Maarten haar leeftijd en professie binnen mum van tijd verraden. Pony of niet, tegen perfecte mensen kon ze vandaag niet op.
Ze klommen de trap op richting  huis. Anne bleef een beetje achterop. Ze was niet geheel op haar gemak. Nog voor iemand op een deur geklopt had, zwaaide die open en een klein gezet meisje met prachtig lang bruin haar begon in een Amsterdams accent opgewonden te praten. Ze liep op pantoffels en was erg blij om de jongens te zien. Deze namen niet de moeite om Anne voor te stellen en ze deed het dus maar zelf.
Het meisje knipoogde. Ze wist ook wel dat het niet de meest galante mannen waren die ze net had binnengelaten. “Geef je jas maar. Wil je wat drinken?”
Ze zorgde dat Anne wat ontdooide. Mensen op het feestje stelden zich aan de lopende band aan haar voor. “Hallo,” begroette de zus haar. Ze zette een bord met een uitgelopen kaars weg. Paars, groen en rood kaarsvet vochten om de eer van meest aanwezig.

Iedereen die ze op het huiskamerfeest sprak, was een reiziger. Australië, Nepal, Japan, Canada, New York. Iedereen sprak Engels, was een reis aan het plannen of was juist net terug.
Ze voelde zich steeds dommer worden, omdat ze eigenlijk maar zo weinig van de wereld wist. Alles wat ze wist ging over de wereld dichtbij. 

De jongens hadden inderdaad hun best gedaan. Haar reputatie was haar vooruitgesneld. Twee bijzonder prettige voordelen aan reizigers waren echter dat alles zonder haast ging en dat niemand oordeelde. Dus ze mocht oud zijn en lesgeven en met jonge ventjes naar een feest. Ze kon er niet direct achterkomen of ze ook iemand mocht doodrijden, maar ze liet het er maar even bij. En Daan had behalve tegen haar ook tegen niemand anders ooit nog over het ongeluk gepraat.
Ze zat met een figuur op de bank over het belang van housefeesten te praten en hij had haar net uitgelegd hoe de voorbereiding van een party in de Melkweg in z’n werk ging, toen Daan bij haar kwam staan. Hij hield haar een roodgeel driehoekje voor het dronken hoofd, waarop peper en basilicum lagen. “Dit moet je echt proeven, Anne.”
Ze twijfelde even. Maar ze moest hem nu gaan vertrouwen intussen en ze durfde daarnaast ook geen exotisch lekkernij te weigeren. Ze zou zichzelf voor gek zetten waar al die mensen bij waren, die zoveel van deze stukken pizza ophadden.
Het zag er onbeschrijfelijk onlekker uit, maar in een compromis van beneveling en uitdaging nam ze een hap. Basilicum overheerste maar binnen een fractie van een seconde zag ze het bord kaarsvet voor zich. Ze spuugde het uit. Daan en twee Canadese jongens lachte om haar vernederde gezicht. Haar broertje zag ze nergens zo gauw. Hoe redde ze zich hieruit?
“Ik vermoedde al iets, maar ik dacht: ik laat me niet kennen.” Ze probeerde mee te lachen. Dat scheen altijd te werken. De jongens stopten niet met lachen.
Een meisje kwam achter hen vandaan.
“Je hebt het toch niet echt gedaan, hè? Nee joh man, da’s zielig joh.” De vernedering was compleet. Anne stond op. “Ik ga plassen.”...'

maandag 6 mei 2013

ik ben er nog!

Ik ben jullie niet vergeten! Haha, ik weet het, ik heb mezelf niet aan mijn eigen regels gehouden. Echt jammer. Maar dit weekend kwam er echt helemaal niks van schrijven. Dat spijt me echt. Soms heb je echt even zo'n block, of in dit geval blockje. Want... ik ben er weer. Nog.


Ik heb al gezegd dat ik in geval van een blockje gewoon even ga schrijven wat er wél in me opkomt. En voilà, dat gaat natuurlijk weer over leerlingen...:-)
Het is een beschrijving van één van mijn eerste lessen in een bovenbouwklas. Niet één van mijn sterkste optredens ooit, maar wel één dat mij altijd is bijgebleven. Want ineens merkte ik, wat voor een macht ik had... En toegegeven. Het is niet helemáál zo verlopen... ;-)

"... De klas kwam rumoerig binnen. De kortstondige zenuwen die altijd bij dit moment hoorden, gierden gejaagd door Annes keel. Een jongen die letterlijk twee keer zo groot was als zij, bleef even in de deuropening staan en monsterde haar. Ze keek uitdagend terug en kreeg een glimlach als antwoord. Hij liep zonder een woord naar voren en ging aan de tafel tegen haar bureau aan zitten. Hij pakte langzaam zijn boek en schriften, een pen en keek haar aan. Om hem heen verzamelden zich andere jongens en de meisjes met de meest gierende hormonen. Hij was misschien aantrekkelijk voor zijn klasgenoten, maar hij viel Anne vooral op omdat hij zo groot was. En vastberaden.
Nog voordat ze het woord had genomen om aandacht te vragen, onderbrak de jongen haar.
‘Mevrouw?’
Anne zuchtte. ‘Ja?’
‘Hoe oud bent u?’
‘Vind je het vervelend als ik deze vraag even uitstel tot na m’n algemene praatje?’
De jongen liet omstandig een geluidje ontsnappen. ‘Wow. Zakelijk hoor.’ De klas lachtte.
‘Dat is geen antwoord.’
‘Ja sorry, is goed. We luisteren eerst naar het algemene praatje. Jongens, rustig, eerst het praatje. Daarna hoor ik of ik nog met ‘r uitkan.’
Anne ademde diep in. Ze vroeg het meisje links voor haar hoe de jongen heet. Het meisje is geen directe vragen gewend en kleurt direct.
‘Sjoerd.’
‘Hoe?’ Anne verstond haar niet in één keer, omdat ze haar aandacht niet bij het antwoord hield.
‘Sjoerd. En geloof me, dat hoef ik echt nooit meer te herhalen.’ Het meisje lachte. Sjoerd was groot en vastberaden, maar verlegen meisjes hadden dus geen hekel aan hem.
Anne richtte zich weer tot de jongen. ‘Sjoerd. Ik begrijp uit jouw woorden dat je me aantrekkelijk vindt. Dat vind ik een compliment. Toch kan ik er niet zoveel mee. Ik heb er meer aan als je mij als docent goed vindt, want dat betekent dat ik mijn werk goed doe. En voor zover ik weet heb je alleen met mij te maken in een zakelijke relatie. Als je mij de kans niet geeft de klas en jou voor het vak Nederlands een voldoende te laten halen, dan kan je mij ook nooit op mijn werk beoordelen. Vraag aan jou: zullen we beginnen?’
Sjoerd knikte lachend, genietend van zoveel aandacht.
‘Mooi.’
‘Maar mevrouw?’ De jongen achter Sjoerd beproefde zijn geluk.
Sjoerd draaide zich om. ‘Sst. Laat ‘r nou even beginnen.’ Jammer joh, leuk geprobeerd.
De klas luisterde. Bleef haar aankijken tijdens haar verhaal. Wilde zelfs bijna aan het werk gaan, zodra ze had afgerond.
‘Maar mevrouw?’ Sjoerd weer. De klas keek ademloos naar de grote vent vooraan. ‘Nu weet ik nog steeds niet hoe oud u bent.’
‘Is dat van belang, gezien de relatie tussen jou en mij die ik net beschreven heb?’
Sjoerd lachte weer, boog zich voorover. ‘Hebben wij een relatie?’
Anne glimlachte koeltjes en keek naar het velletje papier op haar bureau. In al haar onschuld had ze erop geschreven wat ze vandaag met deze klas af zou moeten kunnen krijgen.  Het bloed steeg naar haar gezicht.
‘Hoe oud ben jij eigenlijk, Sjoerd?’
’18.’
‘Dan ben je volgens mij iets ouder dan de rest van de klas, nietwaar?’
Sjoerd lachtte, maar zei niets.
'Ik daag je uit.'
'Waarvoor?'
'Om tijdens mijn  lessen en daarbuiten je leeftijd en macht een beetje te laten gelden. Ik wil graag dat zij allemaal een tien halen.'
'Dat lukt u toch niet.'
'Dan ligt dat net zo goed aan jou.'
Ze keek weer op haar blaadje en wachtte tot het weerwoord kwam. Toen ze opkeek, zag ze Sjoerds lachende gezicht. ‘Oke.’...'

vrijdag 3 mei 2013

een held

Duidelijk wordt het bericht met filmpje beter bekeken dan de andere berichten, dus ik ben gezwicht en heb er nog eentje op genomen. Superleuk natuurlijk, praten over schrijven. Hier leg ik wat schrijfgewoontes uit en ik vertel over wat er al vaststaat van mijn verhaal, voordat ik de scenes geschreven heb.



En de beloofde scene:
'...Tom kwam zuchtend binnen en gooide zijn tas neer. Anne kreeg een knuffel, Bas een glimlach en toen kwam hij aan tafel. Hij legde zijn hoofd op zijn armen. Als Anne hem zo liet liggen, sliep hij waarschijnlijk binnen een minuut. Ze schonk een glas cola in en kwam naast hem zitten.
“Moet jij ook nog huiswerk doen, Tom?”
Hij gluurde naar het geschiedenisboek van Bas. “Ik denk het…”
Anne greep het boek en sleurde het onder Toms neus. Hij bladerde zuchtend door de verhalen die niet de zijne waren. Anne legde haar hand in zijn nek. “Ging het goed?” vroeg ze zachtjes in zijn oor. “Jewel,”mompelde hij terug, keek haar toen smekend aan. “Ik ben zo moe.”
“Eerst even doorkijken, als je nu gaat slapen, komt er niks mee van.” Woelde door zijn krullen, toen ze hem zijn cola aangaf. Hij knikte en pakte met zijn linkerhand de cola aan.
Bas kwam naast Tom zitten en bladerde naar de juiste bladzijde. “KarelV?”
“De vijfde,” verbeterde Bas. “Een bijzondere gast. Als hij nu zou bestaan zou hij baas zijn over de hele wereld en verschillende planeten. En toch zou iedereen hem mogen. Hij zou een godsdienst van een andere planeet aannemen en iedereen zou zijn voorbeeld volgen.” Tom begreep hem niet direct, maar keek hem vermakelijk aan. Dit kon hij wel even volhouden.
Anne liep weer naar de keuken. Probeerde zich opnieuw te concentreren op de column die ze schrijven moest. Kokend ging dat beter dan tijdens het bezighouden van de jongens.
“Anne?”
“Tom?”
“Heb je nog iets leuks beleefd vandaag?” Hij lachte. Te weinig concentratie voor de arme Karel .
“Nou…” Ze controleerde de kokende pan pasta en roerde door de zelfgemaakte saus. Ze kwam weer aan tafel zitten. “Hoe is het met Karel?”
Tom lachte. “Heb ik niks mee te maken, die man is dood en was niet wijs.”
“Nou Bas, dat heb je dan keurig uitgelegd.”
Bas lachte. “Een tien morgen.”
“Welke klassen had je?” Tom kon niet wachten om te horen hoe de leerlingen van 5havo het hun lerares onmogelijk maakte hen uit te leggen hoe je de kernzin van een alinea kon ontdekken.
“5havo,” gaf Anne toe...'

Op dit soort moment kan er altijd een schoolverhaal in. Jos bijvoorbeeld, met zijn playstation... ;)

'...Tom lachte.
“Lachen is herkennen,” mompelde Anne.
“Wij zijn geen hyena’s.” Hij zocht bevestiging bij zijn broer. Die keek twijfelend van Anne naar Tom, bedenkend wie hij gelijk zou geven.
“We doen altijd lief in de klas,” probeerde Tom nog.
“Hyena’s zijn goed in overtuigen. Een prooi voelt zich sterk, maar dan voelt hij zich gewoon nog geen prooi. Een hyena slaat niet direct toe, maar omsingelt zijn prooi en wacht totdat die prooi angstig wordt. Dan slaat hij toe. Hij overtuigt je ervan dat je zwak bent. Als je overtuigd raakt, ben je dood.” Bas somde zijn feitjes gelukkig alleen nog maar op als het onderwerp erom vroeg. Dat maakte hem wel beter te volgen.
“Ik ben ook goed in overtuigen," bedacht Tom.
Bas was eruit. “Maar niet zo goed als een hyena. Dus je hebt toch gelijk. We zijn geen hyena’s.”
Tom lachte triomfantelijk. “Ziejewel.”
Hij bleef haar ondeugend aankijken.
“Heb je een lievelingsleerling?”
Anne pakte een koekje van de schaal. “Nee.”
“Daar moest je lang over nadenken.” Hij keek haar ondeugend aan. Anne schudde lachend haar hoofd, maar liet het daarbij. Verdediging was toch niet mogelijk.
“Anne?” vervolgde Bas het kruisverhoor. “Die leerling hè, waar je toen op aan het wachten was, in het ziekenhuis…”
Annes adem stokte even. Bas kende de impact van zijn vraag niet, maar onbedoeld  leek het of hij precies zo’n moment had afgewacht. Een moment waarop zij vol vertrouwen vertelde over een leerling en een moment waarop zij zich volledig thuisvoelde in dit kille huis bij hen. Had ze verteld dat het een leerling was? Wat had ze verteld? Dat het een jongen was? Een meisje? Een brommerrijder? Ze wist nog dat ze het over de helm hadden gehad. Een rode. De tomaatjes die ze net smokkelend had geproefd tijdens het koken, kwamen gezamenlijk weer naar boven in haar slokdarm, gemengd met een weeiige groenetheesmaak en koek. Ze had weinig verteld aan niemand over de jongen met de rode helm en naar later bleek een net zo rode pizzakoffer achterop. Ze had terechtgestaan, de opgelegde boete betaald en haar rijbewijs ingeleverd. Ze had geweten toen hij daar op het asfalt lag, nog voordat doordrong wat haar rol was in het geheel, dat hij het niet zou halen. Ze was bij zijn begrafenis geweest. Ze had hun moeder, toen ze haar vroeg de babysit over haar bijna-pubers op zich te nemen, natuurlijk niets van het voorval verteld en natuurlijk had die het ook te druk gehad met haar eigen leven om zich af te vragen wat Anne überhaupt in het ziekenhuis had gedaan, toen Bas daar ook zat om te wachten op zijn broer. Ze had Tom en zelfs Bas niet verteld wat er gebeurd was, terwijl het op dit moment de enige aardse soortgenoten waren waarmee ze langer dan een uur in een ruimte verkeerde en die tijd converserend doorkwam. Ze had het ze niet verteld omdat het gesprek door hen simpelweg nooit die richting op was geduwd en zij al helemaal niet van plan was er over te beginnen. Het was verstandig om er nu zo luchtig mogelijk mee om te gaan. Ze had het Daan verteld en het er daarna nooit meer met hem over gehad. Dat zei genoeg over hoe idioot het was. Het was beter het de tweeling niet te vertellen en daarmee ook haar rust op deze middagen veilig te stellen.
“Wat is daarmee?”
“Gaat het daar weer goed mee?”
Anne keek Bas niet aan en liep demonstratief bij de keukentafel vandaan, toen ze “ja hoor,” antwoordde op zijn vraag.
“Wie was dat dan?” Tom.
“Een leerling was aangereden en Anne wachtte op hem.” Bas weer.
“En toen zat jij daar?” vroeg Tom ten overvloede.
“Ja.”
Anne tuurde in de saus.
“Maar Anne zei toen al dat hij een helm op had gehad, dus ik dacht toen al dat het niet ernstig zou zijn.” Ze ademde diep om niet te moeten kokhalzen.
“Gaat hij alweer naar school?”
Ze knikte, keek niet op.
“Hoe heet hij?”
Anne zweeg even. “Joshua,” antwoordde ze en ze schrok van haar eigen stem.
Tom keek haar onderzoekend aan. “Daar heb je nog nooit wat van verteld.”
“Hij is heel rustig.”
“Heeft hij er niks aan overgehouden, aan dat ongeluk?”
Anne keek naar z’n rolstoel. “Nee. Wonderlijk eigenlijk, maar hij had alleen een gebroken arm.”
Het deed Tom niets. Of wel, maar dan had Anne even geen ruimte in haar hoofd om het op te vangen. Misschien was het maar beter dat ze er op deze manier over gelogen had. De jongens zouden er nu niet meer naar vragen en ze had voor zover ze wist ook niet echt een Joshua in één van haar klassen zitten, dus mogelijke verwarring zou niet voorkomen.
Ze pakte de pan met pasta van het fornuis en liep er mee naar de tafel. Hoe dichter ze bij de tafel kwam, hoe zekerder ze wist dat dit verhaal niet klaar was.
Ze schepte op en voelde de stilte om de jongens heen hangen. Tom zeurde niet meer dat hij zo moe was en Bas had geen enkele vraag meer gesteld. Toen ze zat en haar vork naar haar mond wilde brengen, zag ze vier ogen op haar gericht, smekend.
“Vertel asjeblieft over Joshua.”

Het is natuurlijk niet meer te stoppen. De jongens willen juist alles horen over de enige leerling waar Anne het niet over wil hebben. Ze kan niet meer terug...

'...“Hoe was het met Karel de vijfde?” vroeg Anne.
Tom lachte. “Die is nog steeds hartstikke dood, maar omdat Bas zo goed verteld heeft hoe hij was toen hij nog leefde, heb ik alsnog een tien.”
“En jij Bas?” vroeg Anne.
“Eh… ik ook.” Weer leken vraag en antwoord overbodig.
Tom kwam aan tafel zitten en ondersteunde met zijn linkerhand zijn kin.
“Ik heb de hele dag aan Joshua gedacht.”
Anne keek niet op van haar laptop, maar zag ook niet meer wat er op het scherm stond.
“Waar komt dat ineens vandaan?”
“Gewoon.” Tom hield zijn hoofd scheef toen hij het onder woorden probeerde te brengen. Zijn rechterhand rustte op tafel, maar zijn rolstoel was eigenlijk een beetje te laag om mee aan de tafel te zitten. Hij duwde zich steeds een stukje van de tafel af en trok zich terug. “Joshua is de reden dat we elkaar kennen. En hij heeft het er beter afgebracht die dag dan ik.”
Hij moest eens weten.
“En daarnaast is hij rustig, net als Bas, maar ook grappig en soms een beetje brutaal, net als ik.”
Anne klapte de laptop dicht, vouwde haar handen.
“Joshua is gewoon een jongen in een klas. Net als jullie. Hij leert zijn huiswerk, hij maakt grappen, hij chillt met zijn vrienden en hij eet, poept en slaapt. Er is geen heldendom aan hem verbonden. Die dag hing gewoon van toevalligheden aan elkaar. Als jullie me niet kenden, was er ook niks aan de hand geweest. Het was één van de eerste dingen die Bas me over jullie vertelde. Jullie zorgen voor jezelf. Dat ik er ben, maakt het misschien makkelijker, maar zonder mij was het leven voor jullie ook gewoon doorgegaan.” En voor Joshua ook, kon ze niet nalaten zichzelf te verwijten.
“Waarom wil je het niet over Joshua hebben?” vroeg Bas nu. Hij was voor de verandering naast haar komen zitten aan de keukentafel.
“Ik wil het niet per se niet over Joshua hebben, maar ik probeerde Tom duidelijk te maken dat er niks bijzonders is aan Joshua en dat je dus niet de hele dag over hem hoeft na te denken als je een repetitie moet maken over Karel de vijfde.”
Bas haalde zijn schouders op. “Bij een goed verhaal wil je weten hoe het verder gaat. Ik heb verteld over Karel en jij over Joshua.”
Tom knikte. “En ik weet wel wie er van jullie het beste een verhaal kan vertellen.”
Bas negeerde zijn broer en stond op om thee te zetten. “Heb je Joshua in de klas gehad vandaag?” vroeg hij.
Anne zweeg even en deed er lang over de laptop opzij te schuiven en haar bestanden op te slaan.
“Ja,” loog ze. Alweer was haar leugen niet geheel naast de waarheid. Ze had die dag inderdaad even een moment gehad, dat ze hem denkbeeldig achter in de klas had gepositioneerd. Hij zat lachend achterovergeleund op zijn stoel en keek haar een tijdlang uitdagend aan. Ze had de onbedwingbare behoefte gehad zoveel mogelijk te vertellen, die les. Ze wilde hem alles leren wat ze hem kon leren. De hele les had ze het gevoel gehad dat de les bijna was afgelopen en dat ze haast moest maken. Voor haar gevoel kon de rest van de klas het bijna niet gemist hebben dat er iets aan de hand was, maar ze hadden rustig gereageerd.
“Deed hij nog iets?” vroeg Tom gretig.
Ze schudde haar hoofd. “Hij zat achterin en hij keek. En soms lachte hij alsof hij me niet geloofde.”
Bas bracht in uiterste concentratie twee bekers kokend water mee vanuit de keuken en wachtte met zijn volgende vraag totdat deze veilig op de keukentafel stonden. “Moeten de kinderen in jouw klas helemaal nooit werken? Mogen ze alleen maar naar jou luisteren?”
“Ja,” knikte Anne, “Dat mogen ze. Fijn lijkt je dat hè?” Ze duwde tegen zijn schouder. Hij lachte maar een beetje. 
“Ik vind werken altijd wel prima, maar luisteren vind ik zo heerlijk.”...'

donderdag 2 mei 2013

daan

Ik weet hoe het afloopt! Ik heb het einde geschreven. Nou ja, het is nog niet helemaal af en ik ga het natuurlijk sowieso nog niet posten, maar ik weet tenminste nu wel waar het verhaal naar toe gaat... Spannend! Dat vind ik nog wel het mooiste. Dat het spannend wordt. Ik had niet gedacht dat ik dat kon. Ik kan heel goed drama schrijven, maar spanning vind ik lastig.
Maar ja. Dat mogen jullie nog niet lezen... Zo jammer.

Ik heb wel iets anders leuks voor jullie. Anne is namelijk een klein beetje aan het flirten. Met de huisgenoot van haar broertje. Een leuke gast, maar wel een beetje moeilijk te peilen. Het bijzondere is, dat hij Anne na het ongeluk belde. Anne heeft dus net een jongen aangereden, is in het ziekenhuis geweest, weet dat hij niet meer leeft en dan gaat haar telefoon. Daan.

'...Ze had verteld wat er gebeurd was. Aan Daan. Ze kende Daan nog maar kort. Hij woonde in hetzelfde studentenhuis als haar broertje en daar at ze vaak mee. Toen hij belde, terwijl ze net het ziekenhuis uitliep,  twijfelde ze. Ze kon het hem onmogelijk vertellen. Maar ze nam wel op.
“Daan. Zeg het eens.”
Haar stem trilde.
“Ha Anne. Met Daan. Ben je te laat?” 
Hij lachte.
“Ja.”
Meer kon ze niet uitbrengen.
“Want dan zeg ik dat tegen de rest. Hoe heet het… kan ik nog even een sigaretje roken?”
Anne begon te huilen.
“Daan…”
“Ja?”
“Ik heb een jongen aangereden.”
Daan zweeg. Tien seconden lang hoorde ze niets. Maar ze kon niet ophangen. De eerste reactie van iemand die hoorde wat ze had gedaan, moest ze horen.
Ze hoorde Daan slikken, hoorde hem weglopen van waar hij was. Ze zag het voor zich dat hij zich voorover boog om niet te worden afgeleid door andere geluiden en om ervoor te zorgen, dat niemand anders haar hoorde.
“Wát heb je gedaan?”
“Ik heb een jongen aangereden.”
“Oke.” Daan stootte een zenuwachtige lachje uit. “Waar ben je?”
Anne keek om zich heen. Wat een mannenvraag. “Bij het ziekenhuis.”
“Zal ik… Zal ik daarheen komen?”
Anne werd langzaam warmer. Het was lief van hem.
“Nee. Ik... Hij is dood."
Anne hoorde niks.
"Ik eh... ik ben straks niet bij het eten,” probeerde ze maar een reactie van hem uit te lokken.
“Hoe is het gebeurd?”
"Ik heb hem niet gezien... Daan... het spijt me zo..."
"Anne... ik weet niet wat ik moet zeggen."
“Ik moet naar het politiebureau.”
“Ja. Ik snap het.” Ze hoorde hem lang uitblazen. Hij stond buiten voor het huis. Te roken. 
“Zal ik de rest gewoon vertellen dat je niet komt?”
Gevolgen tekenden zich voorzichtig en bij vlagen af voor haar ogen. Een vlaag van misselijkheid bracht een golfje lunch mee naar boven. Als hij de rest van het huis zou vertellen…
“Wil je dat doen?”
“Ja. Zal ik echt niet daarheen komen?”
“Nee. Het komt misschien wel goed.”
Weer dat lachje. “Oke.”
Ze namen afscheid. Toen ze thuiskwam van het politiebureau en alleen op de bank zat, stuurde hij haar een smsje. ‘Alles komt goed, Anne.’
Haar broertje had daarna inderdaad nooit iets over het voorval gezegd, maar ook Daan was er nooit meer op teruggekomen. Nu ze de tweeling had om op te passen, kwam ze niet meer zo vaak in het studentenhuis van haar broertje om te eten. Maar als ze er was, deed Daan alsof er niks gebeurd was...'

Dit laatste stukje vind ik nog niet zo mooi. Het is zo'n rare versnelling. Daar moet ik dus nog wat mee. Suggesties zijn welkom ;-) Maar Annes relatie met Daan gaat verder... In de tijd na het ongeluk is Anne erg op zichzelf. Ze is vaak bij de tweeling en bij haar broertje thuis. Daar ziet ze Daan vaak. Tijdens een avondje zitten Daan en Anne even buiten.

'...“Ik denk dat ik dat ga doen. Ik schrijf gewoon een boek. Ik noem het: Het leven is een groot feest. En ik praat alleen maar over alle keren dat ik geblowd heb. Ik vertel gewoon wat voor relaxte momenten ik beleefd heb tijdens mijn joints.”
Anne lachte. “Dan beleef je alles nog eens opnieuw.”
Daan keek haar met toegeknepen ogen aan. “Juist.”
Ze zaten op een bankje buiten naast het studentenhuis, aan de gracht.
“Je zal wel een hoop bladzijden nodig hebben.” Anne blies de rook van de joint langzaam uit terwijl ze hem aan Daan teruggaf.
“Kom eens hier,” zei hij, toen hij merkte dat de joint bijna op was. Anne kwam recht tegenover hem zitten en keek hem vragend aan. Twee handen die hij om zijn mond hield, zijn ogen dicht. Anne wilde haar  gezicht dichtbij het zijne en de adem die hij langs de joint in zijn mond blies met allebei haar longen naar binnenzuigen, haar hersenen en haar longen vol laten lopen met de rook uit zijn handen en haar ogen zelf ook dichthouden, omdat ze zijn gezicht zo dicht bij haar gezicht niet kon verdragen, zonder dat het van binnen tintelde. De rook tolde door haar hele lichaam en deed haar hoofd achterover slaan. Geluk kon je dus kopen.
Om enigszins te kunnen peilen of hij net zoveel lust in zijn lichaam had als zij, keek ze heel stiekem naar hem op. Hij stond alweer, keek naar het einde van de kade, voelde dat Anne keek en lachte schuchter.
“Een heleboel bladzijden ja. Het worden een paar delen.”
Hij kwam weer dicht naast haar zitten. “Je moet wel stoppen na deel 7, net als bij Harry Potter. Je moet naar een hoogtepunt toewerken.” Anne legde haar hoofd in zijn nek en haar armen om zijn beginnend buikje. Hij liet het toe.
“En stoppen op je hoogtepunt,” peinsde hij verder. “Ja, en dan ga ik het verfilmen. Dan speel ik mee in m’n eigen film.” Hij begon giechelend te lachen. “Dan mag ik het allemaal nog een keer beleven…” Ze keek hem aan. “Je blowt teveel.”
Hij lachte verder, zoende haar eindelijk voorzichtig terug.  “Beter dan te weinig…”
Ze keek hem onderzoekend aan. Het was echt tijd om een keer door te vragen. “Daan?”
Hij keek haar glimlachend aan. Niet het juiste moment misschien, maar beneveld was hij misschien wel sneller in staat eerlijk te zijn.
“Ik heb je een keer iets verschrikkelijks verteld. En we hebben het daarna nooit meer over dat moment gehad.”
“Nee.”
“Dat is toch gek.”
Hij haalde zijn schouders op.
“Misschien.”
“Denk je er nog wel eens aan?”
Hij bleef even stil. “Ja,” knikte hij. “En jij?”
Terwijl ze uitademde, kwamen er tranen mee. Anne liet zich door Daan omarmen en kon niets anders op dat moment dan zich overgeven aan de ongecontroleerde snikken die bij haar van binnenuit leken los te barsten.
“Ik heb een leven stopgezet, Daan,” haperde ze. “En daarmee andere levens verwoest.”
Daan suste. Streelde onhandig over haar hoofd en rug. Zoals altijd vertelde hij ook nu dat alles goed kwam, al had hij daar nog niet zo vaak zo onzeker bij geklonken.
“Ik heb een moeder voor altijd ongelukkig gemaakt.”
Daan bromde wat. “Je hebt ook moeders ontzettend blij gemaakt. Gelukkig houdt er niemand een checklist bij.”
Anne kalmeerde wat door zijn rustige praten.
“Is dat wat je doet, Anne? Tom en Bas helpen om het goed te maken met de moeder van de dode jongen?”
Tranen stroomden. “Ik weet het niet Daan. Misschien is dat zo. Maar het voelt zo goed. En die jongens zijn zo lief.”
“Dat geloof ik ook. Maar ik weet niet of je zo moet blijven denken.”
“Iedereen voegt iets toe aan de geschiedenis. En mijn toevoeging is het doodrijden van een persoon die nog tachtig had kunnen worden. Hij had kunnen studeren, kinderen, kleinkinderen kunnen krijgen, kunnen leren om lief te hebben en hij had nog honderd keer teleurgesteld kunnen worden. Dat leven is geëindigd door dat ik kwam langsrijden. Ik kan niks anders dan het leven van hem af te maken.”
“Door de jongens voor te liegen over een held die niet bestaat?”
“Het is een verhaal, Daan. Sinterklaas en Superman. Ze bestaan niet, maar iedereen kent ze.”
“Iedereen mag kiezen of hij wel of niet gelooft dat die bestaan. De verhalen zitten vol onrealistische tips. Iedere luisteraar krijgt de keuze om het te geloven. Jij laat die jongens geen keuze.”
Anne zweeg en staarde hem aan.
“Anne, luister naar me. Er is iets verschrikkelijks gebeurd. Een jongen is dood en dat is jouw schuld. Jij had moeten uitkijken. Hij ook misschien, maar doodgaan omdat je niet uitkijkt is een beetje een zware straf. Maar dat ongeluk was onderhevig aan zoveel factoren. Allerlei factoren waar jij  en Joshua geen invloed op konden uitoefenen. Het is gebeurd en zoals ik al zei: het is verschrikkelijk. Maar ik zie nog steeds dezelfde Anne en jij ziet nog steeds dezelfde Daan. De zon komt op, het waait, het regent: er verandert niets. Dingen gebeuren. Zomaar. En dingen gaan ook weer voorbij.”
Daan en de rest van de wereld draaiden van haar weg. Ze kotste alle  ingehouden misselijkheid van de afgelopen maanden de gracht in. Of ze reageerde misschien gewoon op de combinatie van een lage bloedsuikerspiegel en een joint.
Daan stond naast haar en zei even niks. Toen ze langzaam bij de mensen kwam en in staat was haar gezicht af te vegen, zuchtte hij. “Lekker. Ik zoen nog eens met jou.”...'

woensdag 1 mei 2013

er was eens...

Nou vooruit. Nog even een verhaaltje voor het slapen gaan. Niet uit mijn boek, maar wel een fijn vers schrijfseltje van vandaag. Mijn verslagje van een mooi dagje...

'Koninginnedag

Het zou druk worden. Gigantisch druk. Zo druk dat werd afgeraden te komen. Sowieso door Amsterdammers, natuurlijk door Amsterdammers, wij belangrijk, jullie niet, maar ook door de Telegraaf. Om negen uur zou het op de Dam zo druk zijn, dat er niemand meer bij kon. Ik zag dat niet voor me en daarnaast zou ik me ooit laten leiden door adviezen van noch Amsterdammers noch de Telegraaf, dus was ik om zeven uur in de auto, jawel de auto, met de auto naar Amsterdam, wie durft het nog, ik deed het, op weg naar de hoofdstad om te zien hoe ze van een prins een koning maken.
Een koning. Dat woord is al magisch. Misschien lees ik teveel fantasyboeken, maar een koning is toch wel een bijzonder mens. De mooiste en ook zwaarste baan, overblijfsel van een Middeleeuwse traditie, levend museumstuk. Verhalen van rijkdom en dronkenschap hangen om het woord koning heen, zwaardvechten, dikke wollige lopers, koude paleizen van grijzige stenen, pleinen vol voetvolk, aan dat plein grenst een grote kerk, waar priesters koningen opladen voor de strijd, prinsesjes in blauwe jurkjes, opgevoed om ja te zeggen en amen en om nederig te zijn.
Dat gevoel kreeg ik toen ik op de Dam stond. Want daar ben ik natuurlijk aangekomen. Zo blijkt maar weer dat de Telegraaf niet te vertrouwen is en Amsterdammers ten onrechte vinden dat de hoofdstad alleen van hen is. Er was zat plaats op de Dam. Om half elf ook nog trouwens. En om twee uur stond ik weer vooraan.
De balkonscene. Een eigentijdse koningin neemt afscheid van haar volk. En om twee uur: De koning schrijdt van het paleis naar de kerk, op een wollige loper, met een hermelijnen mantel aan. Naar de kerk, alwaar koningen en prinsen en prinsessen uit heel de wereld hem opwachten, zwaarden aan de riemen geknoopt, een erehaag met soldaten, die hun sabel geheven vasthouden, uit eerbied voor hun koning. Het hele gezin een levend museumstuk, onderstreept door het feit dat Juliana vanuit Madam Tussaud’s meekeek. En wij gaven als voetvolk dit gezin direct feedback. We juichten voor Beatrix voor jarenlange opoffering aan de natie en we steunden Willem Alexander in zijn zenuwachtige tocht naar de verdoemenis. Wij waren volk. Zij waren koning en koningin. Zo herkenbaar voor ons volk waren hun gevoelens. En gelukkig hoeven wij ons als volk zo’n verantwoordelijkheid niet voor te stellen. Wordt er nog ergens brood uitgedeeld?'