woensdag 8 mei 2013

goed en slecht

Een personage is nooit alleen maar één van de twee. Maar er blijft natuurlijk wel een soort typering. En hoe kan je dan van een slecht personage toch een realistische beschrijving geven.

Een heel lastige scene, waarin de moeder van de jongens moet worden geintroduceerd. Essentieel voor het verhaal, maar wel moeilijk, omdat ze 'slecht' is in het verhaal, maar ik wel een gewoon mens ervan wilde maken. Ik heb gekozen voor een heel ingewikkelde opzet, maar voor mijn gevoel werkt dit wel versterkend. Ik zou graag horen wat jullie ervan vinden. Als je liever geen bericht achterlaat, mag je me natuurlijk altijd mailen...

'...Anne was verbaasd geweest dat de moeder van Tom en Bas haar had gevonden. Ze was op zoek naar iemand die de zorg voor haar jongens op zich kon nemen, als zij moest werken. Bas had gevraagd om Anne. En dat was bijzonder, vertrouwde ze haar toe. Nog steeds was het vreemd dat ze Anne had kunnen vinden. Bas had indruk gemaakt op haar, maar ze hadden niet bepaald contactgegevens uitgewisseld. Ze had het gevraagd, hoe het gelukt was haar te traceren, maar ze had er geen antwoord op gekregen. En Bas had haar aandacht getrokken. Ze was benieuwd naar zijn broer. Die blijkbaar nog leefde.
Nog voor Anne had gezegd dat ze het graag zou willen doen, kreeg ze voor haar eventuele diensten als oppas een exorbitant hoog bedrag geboden. Ze verbaasde zich over het gemak waarmee dit bedrag werd uitgedeeld aan een simpele oppas, kreeg wantrouwen over het takenpakket wat haar te wachten stond en had weer een bijzondere insteek van de relatie tussen een moeder en haar kinderen om over te schrijven in haar column. Haar interesse was gewekt. Nee, dat had Bas al voor elkaar gekregen in het ziekenhuis. Haar interesse was aangewakkerd.

Op een bankje, middenin de stad, op de grens van het centrum en het kantorenterrein, wachtte Camilla op een cliënt. Ze had een beker koffie gehaald bij een tentje voor meeneemkoffie en bekeek vanachter haar zonnebril de voorbijrennende mensen. Iedereen had haast. Zo vlak na de lunch bedacht iedereen dat er nog een hoop moest gebeuren. Deadlines. Opdrachten. Camilla wachtte. Ze rende niet. Nu niet. Maar ze was wel gewend te rennen. Stijlvol, zo hard als haar pumps toelieten. Maar rennen hoorde erbij. Je kon het als vrouw niet laten bij afwachten, je moest laten zien wat je in huis had. En ze had een hoop in huis. Daarnaast had ze er bijzonder veel voor over om indruk te maken. Op mensen. De mensen. De maatschappij. ‘Kijk haar dan.’ ‘Zo zou ik willen zijn.’ Dat wilde ze de voorbijlopende mensen horen denken.
Camilla had dat altijd gehad. Streven naar het hoogsthaalbare. Wat denken andere mensen als ze je zo zouden zien? Zouden ze onder de indruk zijn? Natuurlijk zouden ze onder de indruk zijn. Ze waren niet half zoveel waard als zij. Ze had het vanaf dat ze een klein meisje was in haar gehad. De beste zijn. Niet perfect, maar de beste. Het was veranderd toen ze zwanger raakte. Ze was niet meer de beste. Ze moest alles uit de kast halen om te bewijzen dat ze echt nog goed was. Maar de beste was onhaalbaar geworden. Het was alleen maar erger geworden. Kon ze vroeger nog wel eens haar schouders ophalen als het haar een keer niet was gelukt te excelleren, sinds ze elf jaar geleden het leven schonk aan een tweeling, kon ze nooit meer falen. En ze faalde voortdurend. Ze had het Barend nooit vergeven, dat hij de baby’s wilde houden. Het was niet het juiste moment geweest. Zij was nog maar eenentwintig. Barend weliswaar achtentwintig, maar hij studeerde nog. Er was geen enkele reden om aan kinderen te beginnen behalve het feit dat zoiets ook per ongeluk kon.

Toen Anne die middag de sleutel in het slot van de voordeur stak en omdraaide, merkte ze dat de deur niet op slot zat. Even stond ze stil voor de deur en staarde naar het donkerblauwe tapijt. Toen duwde ze hem toch open en keek voorzichtig de keuken in. Bas zat aan tafel.
“Wat doe jij nou hier?” Ze knuffelde hem lang.
“Ik lees.”
“Dat zie ik,” lachte Anne, “Maar het is nog maar drie uur. Normaal gesproken zit je dan op school.”
Bas knikte.
“Ben je ziek?”
Bas keek haar aan. Een tijdje. Anne stond zijn antwoord af te wachten, terwijl ze wat spullen uit haar tas pakte. Haar laptop. Een pak bakmeel, eieren. Een boek voor Bas, geleend van één van haar collega’s… Toen het stil bleef aan de kant van Bas, keek ze op.
“Hallo?”
“Hallo,” antwoordde Bas.
“Ben je ziek?”
“Nee,” antwoordde hij nu.
“Waarom ben je dan thuis, Bas?” Ze ging achter hem staan en kneep hem in zijn nek.
Hij hield zijn hoofd schuin, ter bescherming. “Als Tom niet naar school hoeft, dan hoef ik toch ook niet?”
“Waar is Tom?”
“In bed.” Weer eens begreep Bas niet waar Annes vragen vandaan kwamen.
“Anne?” vroeg hij, terwijl ze al naar Toms kwamer liep.
“Zometeen, Bas.”

Graag had ze de twee, het was ook nog een tweeling, het was ongelooflijk hoe het lot haar dwarszat, meteen weg laten halen, maar Barend wilde daarvoor bedenktijd. Ze was verliefd op hem, ja dat wel en ze had hem die bedenktijd gegeven. Met het idee in het achterhoofd dat hij later misschien meer vrede zou hebben met de beslissing ze weg te laten halen. Die beslissing stond wat haar betreft al vast.
Barend was na die bedenktijd ervan overtuigd geweest dat ze ze moest houden, wat Camilla van het begin af al bespottelijk had gevonden. Ze kon nauwelijks voor zichzelf zorgen, evenals Barend trouwens, die ze vaker high tegenkwam dan volkomen nuchter. Laat staan dat ze voor één, twee of hoeveel baby’s dan ook konden zorgen. Het sloeg nergens op.

Tom keek op, toen Anne de deur van zijn kamer opendeed. Hij duwde zichzelf omhoog tegen de kussens.
“Tom.”
Hij keek haar aan.
Ze ging naast hem zitten. Knuffelde ook hem lang. Maar hij knuffelde niet terug.
“Wat is er aan de hand?”
Tom haalde schokkerig zijn schouders op.
“Niks.”
“Waarom ben je niet op school?”
“Omdat dat niet ging.”
“Wat ging niet?”
“Ik kon niet in m’n stoel komen.”
“Waarom niet? Kreeg je geen hulp?”
“Die was er niet. Vanochtend.”
“Waar was ze dan?”
“Weetikveel. Niet hier.”
“Heb je gebeld?”
“Ja. Mama had haar afgebeld.”
Anne keek hem even aan. “Waarom?”
Tom zuchtte. “Geen idee.”
“Heb je mama gebeld?”
“Nee.”

Barend had haar op alle mogelijke manieren geprobeerd te vermurwen. Hij zou voor de jongens zorgen. Hij zou alle verantwoordelijkheid nemen. Hij zou stoppen met zijn studie en zijn bedrijf, dat hij intussen had opgestart alle ruimte gaan geven. Dat zou goed gaan verdienen. Hij zou een huis kopen voor hen samen. Nee voor het gezinnetje, zij met z’n vieren. En als laatste redmiddel: Hij zou haar verlaten en haar het beginnen van een werkend leven onmogelijk maken.
En dat was het enige waardoor ze overstag ging. Het was trouwens ook het enige wat hij waar kon maken. De enige belofte waar hij zich aan gehouden zou hebben. En ze had hem, of vooral zijn naam nou net nodig. De naam van haar ouders had weinig uitwerking als ze hem op de sociëteit uitsprak en ze wist dat het haar alleen maar moeite zou kosten tussen haar jaargenoten aan een baan te komen als ze niet met wat connecties van Barend op de proppen zou komen. Als Barend het om zou draaien, werkten al die zogenaamde connecties haar juist tegen en kon ze eigenlijk net zo goed stoppen met studeren.
Het deed haar besluiten de tweeling te houden, vastbesloten Barend aan die andere beloftes van hem te houden. Dat was natuurlijk niet gelukt. Ja, hij was gestopt met zijn studie, ja en hij had ook alles in zijn bedrijf gestopt. Zijn geld, zijn tijd, zijn energie en papa’s geld er nog bij. Maar dat maakte wel dat hij op elk ander terrein jammerlijk faalde. Daarnaast leverde het bedrijf dat hij had helemaal niet het geld op dat hij haar voorgehouden had.
Camilla had vier jaar lang gestudeerd tussen de luiers. Dubbel zoveel luiers. Op een zolder in een studentenhuis. Want er kwam geen huis. Wel kwam Barend om de zoveel tijd langs. Om zijn roes uit te slapen, niet om te helpen. Toen hij uiteindelijk een flatje gevonden had, trokken ze daar met z’n vieren in. Het was Camilla om het even. Ze wist vanaf het moment dat het te laat was voor een abortus dat het de verkeerde keuze was geweest.

Anne keek voor zich uit. Naast Tom, die ook voor zich uitkeek, tot veel meer dan dat was hij ook niet in staat.
“Waar is je telefoon?”
Tom reikte voorzichtig en langzaam naar zijn nachtkastje. Anne pakte zelf de telefoon. Zette haar eigen nummer onder een snelkeuzetoets. Ze stond op, gaf hem een kus op zijn voorhoofd en trok hem met één beweging in zijn stoel.
“Zit je goed?”
Tom knikte stuurs. Ze kon zich niet aan de indruk onttrekken dat het Tom best gelukt zou zijn als hij het harder had geprobeerd. Maar ze gaf hem gelijk. Dan had hij haar aandacht niet gehad.

Elke dag, en elke dag erger werd Camilla bepaald bij de gevolgen van haar beslissing toen. De jongens werden ouder en voedden zichzelf niet op.  Hoewel ze in uiterlijk erg op elkaar leken, waren ze wat betreft hun gedrag totaal verschillend. Bas leek op Barend, Tom leek op haar. Tom was nieuwsgierig en leergierig en sportief en ambitieus. En net Tom werd ziek. Eerst op zijn achtste. Toen ze eindelijk in dat huis woonde, dat Barend haar beloofd had. Groot. Duur. Eindelijk waren ze bijna bezig aan een acceptabel leven. De jongens zorgden voor zichzelf, ze had eindelijk de baan die ze wilde hebben en ze werden niet meer aangekeken op hun armoedige bestaan. Maar Tom ving weer net dat virus op. Dagenlang wilde ze dat hij bleef leven. Maar ze had niet gedacht aan hoe. En het lot ging dus verder. Niet dood, maar ook niet meer hetzelfde. Tom kon niet meer lopen. Doktoren dachten dat hij met fysio nog wel een eind zou komen. En dat het onmogelijk was dat hij het virus nog een keer in zijn ruggenmerg zou krijgen. Doktoren waren ontzettend verbaasd toen het op zijn elfde weer gebeurde. Toen wist Camilla ook wel dat ze de oude Tom niet meer terugkreeg. Het werd nooit meer hetzelfde. Gelukkig kon ze Anne zover krijgen de zorg op zich te nemen. Ze kon niet lang in de buurt van haar zoon zijn. Barend ook niet, maar die kon dat nooit. Anne was goed voor de jongens. Ah, daar kwam haar cliënt. Terwijl ze opstond om de man een hand te geven, gooide ze haar koffiebeker in de vuilnisbak. Even bekeek ze haar telefoon die trilde. Ze drukte Anne weg.

Anne legde haar telefoon weer op tafel en staarde zwijgend naar het doosje eieren.
“Anne?”
“Ja Bas. Wat wilde jij nou vragen net?”
“Wat doe jij eigenlijk hier, als wij nog niet thuis zijn?”...'


Geen opmerkingen:

Een reactie posten