donderdag 2 mei 2013

daan

Ik weet hoe het afloopt! Ik heb het einde geschreven. Nou ja, het is nog niet helemaal af en ik ga het natuurlijk sowieso nog niet posten, maar ik weet tenminste nu wel waar het verhaal naar toe gaat... Spannend! Dat vind ik nog wel het mooiste. Dat het spannend wordt. Ik had niet gedacht dat ik dat kon. Ik kan heel goed drama schrijven, maar spanning vind ik lastig.
Maar ja. Dat mogen jullie nog niet lezen... Zo jammer.

Ik heb wel iets anders leuks voor jullie. Anne is namelijk een klein beetje aan het flirten. Met de huisgenoot van haar broertje. Een leuke gast, maar wel een beetje moeilijk te peilen. Het bijzondere is, dat hij Anne na het ongeluk belde. Anne heeft dus net een jongen aangereden, is in het ziekenhuis geweest, weet dat hij niet meer leeft en dan gaat haar telefoon. Daan.

'...Ze had verteld wat er gebeurd was. Aan Daan. Ze kende Daan nog maar kort. Hij woonde in hetzelfde studentenhuis als haar broertje en daar at ze vaak mee. Toen hij belde, terwijl ze net het ziekenhuis uitliep,  twijfelde ze. Ze kon het hem onmogelijk vertellen. Maar ze nam wel op.
“Daan. Zeg het eens.”
Haar stem trilde.
“Ha Anne. Met Daan. Ben je te laat?” 
Hij lachte.
“Ja.”
Meer kon ze niet uitbrengen.
“Want dan zeg ik dat tegen de rest. Hoe heet het… kan ik nog even een sigaretje roken?”
Anne begon te huilen.
“Daan…”
“Ja?”
“Ik heb een jongen aangereden.”
Daan zweeg. Tien seconden lang hoorde ze niets. Maar ze kon niet ophangen. De eerste reactie van iemand die hoorde wat ze had gedaan, moest ze horen.
Ze hoorde Daan slikken, hoorde hem weglopen van waar hij was. Ze zag het voor zich dat hij zich voorover boog om niet te worden afgeleid door andere geluiden en om ervoor te zorgen, dat niemand anders haar hoorde.
“Wát heb je gedaan?”
“Ik heb een jongen aangereden.”
“Oke.” Daan stootte een zenuwachtige lachje uit. “Waar ben je?”
Anne keek om zich heen. Wat een mannenvraag. “Bij het ziekenhuis.”
“Zal ik… Zal ik daarheen komen?”
Anne werd langzaam warmer. Het was lief van hem.
“Nee. Ik... Hij is dood."
Anne hoorde niks.
"Ik eh... ik ben straks niet bij het eten,” probeerde ze maar een reactie van hem uit te lokken.
“Hoe is het gebeurd?”
"Ik heb hem niet gezien... Daan... het spijt me zo..."
"Anne... ik weet niet wat ik moet zeggen."
“Ik moet naar het politiebureau.”
“Ja. Ik snap het.” Ze hoorde hem lang uitblazen. Hij stond buiten voor het huis. Te roken. 
“Zal ik de rest gewoon vertellen dat je niet komt?”
Gevolgen tekenden zich voorzichtig en bij vlagen af voor haar ogen. Een vlaag van misselijkheid bracht een golfje lunch mee naar boven. Als hij de rest van het huis zou vertellen…
“Wil je dat doen?”
“Ja. Zal ik echt niet daarheen komen?”
“Nee. Het komt misschien wel goed.”
Weer dat lachje. “Oke.”
Ze namen afscheid. Toen ze thuiskwam van het politiebureau en alleen op de bank zat, stuurde hij haar een smsje. ‘Alles komt goed, Anne.’
Haar broertje had daarna inderdaad nooit iets over het voorval gezegd, maar ook Daan was er nooit meer op teruggekomen. Nu ze de tweeling had om op te passen, kwam ze niet meer zo vaak in het studentenhuis van haar broertje om te eten. Maar als ze er was, deed Daan alsof er niks gebeurd was...'

Dit laatste stukje vind ik nog niet zo mooi. Het is zo'n rare versnelling. Daar moet ik dus nog wat mee. Suggesties zijn welkom ;-) Maar Annes relatie met Daan gaat verder... In de tijd na het ongeluk is Anne erg op zichzelf. Ze is vaak bij de tweeling en bij haar broertje thuis. Daar ziet ze Daan vaak. Tijdens een avondje zitten Daan en Anne even buiten.

'...“Ik denk dat ik dat ga doen. Ik schrijf gewoon een boek. Ik noem het: Het leven is een groot feest. En ik praat alleen maar over alle keren dat ik geblowd heb. Ik vertel gewoon wat voor relaxte momenten ik beleefd heb tijdens mijn joints.”
Anne lachte. “Dan beleef je alles nog eens opnieuw.”
Daan keek haar met toegeknepen ogen aan. “Juist.”
Ze zaten op een bankje buiten naast het studentenhuis, aan de gracht.
“Je zal wel een hoop bladzijden nodig hebben.” Anne blies de rook van de joint langzaam uit terwijl ze hem aan Daan teruggaf.
“Kom eens hier,” zei hij, toen hij merkte dat de joint bijna op was. Anne kwam recht tegenover hem zitten en keek hem vragend aan. Twee handen die hij om zijn mond hield, zijn ogen dicht. Anne wilde haar  gezicht dichtbij het zijne en de adem die hij langs de joint in zijn mond blies met allebei haar longen naar binnenzuigen, haar hersenen en haar longen vol laten lopen met de rook uit zijn handen en haar ogen zelf ook dichthouden, omdat ze zijn gezicht zo dicht bij haar gezicht niet kon verdragen, zonder dat het van binnen tintelde. De rook tolde door haar hele lichaam en deed haar hoofd achterover slaan. Geluk kon je dus kopen.
Om enigszins te kunnen peilen of hij net zoveel lust in zijn lichaam had als zij, keek ze heel stiekem naar hem op. Hij stond alweer, keek naar het einde van de kade, voelde dat Anne keek en lachte schuchter.
“Een heleboel bladzijden ja. Het worden een paar delen.”
Hij kwam weer dicht naast haar zitten. “Je moet wel stoppen na deel 7, net als bij Harry Potter. Je moet naar een hoogtepunt toewerken.” Anne legde haar hoofd in zijn nek en haar armen om zijn beginnend buikje. Hij liet het toe.
“En stoppen op je hoogtepunt,” peinsde hij verder. “Ja, en dan ga ik het verfilmen. Dan speel ik mee in m’n eigen film.” Hij begon giechelend te lachen. “Dan mag ik het allemaal nog een keer beleven…” Ze keek hem aan. “Je blowt teveel.”
Hij lachte verder, zoende haar eindelijk voorzichtig terug.  “Beter dan te weinig…”
Ze keek hem onderzoekend aan. Het was echt tijd om een keer door te vragen. “Daan?”
Hij keek haar glimlachend aan. Niet het juiste moment misschien, maar beneveld was hij misschien wel sneller in staat eerlijk te zijn.
“Ik heb je een keer iets verschrikkelijks verteld. En we hebben het daarna nooit meer over dat moment gehad.”
“Nee.”
“Dat is toch gek.”
Hij haalde zijn schouders op.
“Misschien.”
“Denk je er nog wel eens aan?”
Hij bleef even stil. “Ja,” knikte hij. “En jij?”
Terwijl ze uitademde, kwamen er tranen mee. Anne liet zich door Daan omarmen en kon niets anders op dat moment dan zich overgeven aan de ongecontroleerde snikken die bij haar van binnenuit leken los te barsten.
“Ik heb een leven stopgezet, Daan,” haperde ze. “En daarmee andere levens verwoest.”
Daan suste. Streelde onhandig over haar hoofd en rug. Zoals altijd vertelde hij ook nu dat alles goed kwam, al had hij daar nog niet zo vaak zo onzeker bij geklonken.
“Ik heb een moeder voor altijd ongelukkig gemaakt.”
Daan bromde wat. “Je hebt ook moeders ontzettend blij gemaakt. Gelukkig houdt er niemand een checklist bij.”
Anne kalmeerde wat door zijn rustige praten.
“Is dat wat je doet, Anne? Tom en Bas helpen om het goed te maken met de moeder van de dode jongen?”
Tranen stroomden. “Ik weet het niet Daan. Misschien is dat zo. Maar het voelt zo goed. En die jongens zijn zo lief.”
“Dat geloof ik ook. Maar ik weet niet of je zo moet blijven denken.”
“Iedereen voegt iets toe aan de geschiedenis. En mijn toevoeging is het doodrijden van een persoon die nog tachtig had kunnen worden. Hij had kunnen studeren, kinderen, kleinkinderen kunnen krijgen, kunnen leren om lief te hebben en hij had nog honderd keer teleurgesteld kunnen worden. Dat leven is geëindigd door dat ik kwam langsrijden. Ik kan niks anders dan het leven van hem af te maken.”
“Door de jongens voor te liegen over een held die niet bestaat?”
“Het is een verhaal, Daan. Sinterklaas en Superman. Ze bestaan niet, maar iedereen kent ze.”
“Iedereen mag kiezen of hij wel of niet gelooft dat die bestaan. De verhalen zitten vol onrealistische tips. Iedere luisteraar krijgt de keuze om het te geloven. Jij laat die jongens geen keuze.”
Anne zweeg en staarde hem aan.
“Anne, luister naar me. Er is iets verschrikkelijks gebeurd. Een jongen is dood en dat is jouw schuld. Jij had moeten uitkijken. Hij ook misschien, maar doodgaan omdat je niet uitkijkt is een beetje een zware straf. Maar dat ongeluk was onderhevig aan zoveel factoren. Allerlei factoren waar jij  en Joshua geen invloed op konden uitoefenen. Het is gebeurd en zoals ik al zei: het is verschrikkelijk. Maar ik zie nog steeds dezelfde Anne en jij ziet nog steeds dezelfde Daan. De zon komt op, het waait, het regent: er verandert niets. Dingen gebeuren. Zomaar. En dingen gaan ook weer voorbij.”
Daan en de rest van de wereld draaiden van haar weg. Ze kotste alle  ingehouden misselijkheid van de afgelopen maanden de gracht in. Of ze reageerde misschien gewoon op de combinatie van een lage bloedsuikerspiegel en een joint.
Daan stond naast haar en zei even niks. Toen ze langzaam bij de mensen kwam en in staat was haar gezicht af te vegen, zuchtte hij. “Lekker. Ik zoen nog eens met jou.”...'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten